Onderwijspraktijk

Parallel aan de vakken waarvoor de student college volgt op de UvA, loopt het onderdeel Onderwijspraktijk (de ‘stage’). De Onderwijspraktijk is opgedeeld in drie vakken, namelijk Onderwijspraktijk A, B en C. De drie vakken zijn verdeeld over één studiejaar voor voltijdstudenten en over anderhalf/twee studiejaren voor deeltijdstudenten en studenten die de master Educatie en Communicatie volgen. De Onderwijspraktijk is gericht op de groei van het professioneel handelen en de professionele ontwikkeling van de leraar in opleiding:

  • Het professioneel handelen ontwikkelt de student door de activiteiten in klas en op school, die de student eerst onder de leiding van de werkplekbegeleider voorbereidt, uitvoert en evalueert en later zelfstandig zal uitvoeren.
  • De professionele ontwikkeling wordt mede aan de hand van opdrachten, intervisie en reflecties gestuurd vanuit de opleiding.

Onderwijspraktijk A (OP A)
Onderwijspraktijk A heeft vooral een oriënterende functie. De student oriënteert zich op het beroep van leraar en maakt een start met het lesgeven aan leerlingen. De student observeert lessen (bij verschillende docenten) en verzorgt zelf een aantal (delen van) lessen. Het accent ligt hierbij op het vormgeven van lessen, op de communicatie met leerlingen en op het klassenmanagement.

Onderwijspraktijk B (OP B)
In Onderwijspraktijk B gaat de student steeds meer zelfstandig lesgeven en krijgt steeds meer verantwoordelijkheid voor één of meer klassen. De thema’s die in deze periode tijdens de colleges aan bod komen zijn onder andere gericht op het leren van leerlingen en verschillen tussen leerlingen en sluiten daarmee aan op de onderwijspraktijk. De student maakt een aantal opdrachten (waaronder de vragenlijst Interpersoonlijk Leraarsgedrag / Roos van Leary), waarmee teruggeblikt wordt op de doorgemaakte ontwikkeling.

Onderwijspraktijk C (OP C)
Tijdens het laatste deel van de studie volgt de student Onderwijspraktijk C. De student geeft nu zelfstandig les en heeft de verantwoordelijkheid voor één of meer klassen. De student volgt hierbij sectievergaderingen, rapportvergaderingen en andere bijeenkomsten, alsof hij de verantwoordelijkheid over de klas(sen) heeft. Daarnaast maakt de student een aantal opdrachten, waaronder een zelfevaluatie en een vragenlijst Interpersoonlijk Leraarsgedrag / Roos van Leary, waarmee teruggeblikt wordt op de doorgemaakte ontwikkeling.

 

Beoordelings- en observatieformulieren

Hieronder vind je de reguliere formulieren voor het beoordelen van Onderwijspraktijk.

Voor de observatie van lessen kan het LOF-formulier gebruikt worden als observatie-instrument. Ook eigen observatieformulieren zoals het Icalt of het Pedac-formulier kunnen hiervoor gebruikt worden. Bij het LOF-formulier hoort dit document met toelichting.

Een toelichting op de opdrachten kunt u nalezen in de WPB-gids. De opdrachten die studenten zelf krijgen, kunt u nalezen in de studiehandleidingen.